SHORTTRACK in België nog altijd
de grote onbekende
Shorttrack is snelschaatsen op een korte "track", op een korte "baan" dus, en dat maakt deze sport zo uniek en zo spectaculair.
Waar men bij het langebaanschaatsen doorgaans ronden van 400 meter aflegt, rijdt een shorttracker rondjes van slechts 111.12 m op een ovale baan die met rubber blokjes op een ijshockeyveld van 60 bij 30 m uitgezet wordt.
Een ander wezenlijk verschil met het langebaanschaatsen is dat de wedstrijdafstanden (500, 1000, 1500, en in de kampioenschappen ook nog een 3000 m voor de best geplaatsten na de drie afstanden) gereden worden met telkens 4 of 6 schaatsers aan de start. Aan de startlijn staan zij 1.30 m van elkaar, maar bij het schaatsen hoeven zij niet elk in een eigen baan te blijven. De combinatie van kracht, virtuositeit, wedstrijdervaring, behendigheid en sluwheid zorgt gegarandeerd voor boeiende races. Een vijftal scheidsrechters kijken vanuit verschillende hoeken nauwlettend toe: de concurrenten mogen elkaar op geen enkele wijze hinderen: eigenlijk is het zoals in het gewone wegverkeer. Overtreden ze de regels, dan halen ze zich een diskwalificatie op de hals, en komen in de uitslag van de race onverbiddelijk op de laatste plaats terecht. Enkel de eerste twee gaan door naar de volgende ronde. Wie de finale wint, is winnaar van de afstand, en wie het hoogste aantal finalepunten haalt na de vier afstanden, is winnaar van de wedstrijd.
Maar ook voor wie geen wedstrijdambities heeft, is shorttrack een uitermate boeiende sport: de vloeiende schaatsbewegingen, het volmaakte evenwicht, het geleidelijk aan onder de knie krijgen van de virtuoze bochtentechniek (straal 8 m!), de kick van de snelheid die men op eigen kracht ontwikkelt, het gezonde competitieve aspect... het zijn allemaal elementen die bijdragen tot een bijzonder aangenaam mentaal en fysiek zelfgevoel.
Het shorttracken is bovendien een interessante variante van het het skeeleren. De basistechnieken van beide sporttakken vertonen nogal wat gelijkenis. Voor shorttrackers is skeeleren een zomers alternatief wanneer de ijsbanen dicht zijn. Skeelereraars kunnen in de herfst en in de winter op de ijsbaan hun behendigheid en technisch aanvoelen aanscherpen.
De schaats is natuurlijk het belangrijkste instrument van de shorttracker. En het is niet zomaar een botine met een smal scherp ijzer eronder.
Er is eerst en vooral de schoen. Die wordt voor de echte wedstrijdschaatsers helemaal op maat en naar de vorm van de voet gemaakt: hij moet overal, tot net boven de enkel, heel nauw aansluitend passen, en is keihard (polyester met leder binnen- en buitenbekleding).
Het schaatsijzer (wij noemen dat meestal het "mes") is bij de meeste wedstrijdrijders ongeveer 45 cm lang, en 1,1 mm dik (kunstschaatsen en hockeyschaatsen zijn rond de 30 cm lang en tussen de 3 en 4 mm dik).
Zo'n ijzer wordt in de breedte vlak geslepen: twee vlijmscherpe hoeken dus van 90° (kunstschaatsen en hockeyschaatsen zijn hol geslepen en hebben dus hoeken van minder dan 90°, die langer scherp blijven, maar ook dieper in het ijs krassen, en dus minder goed glijden). Een shorttracker zal zijn messen haast iedere training slijpen en zeker voor iedere wedstrijd, en dikwijls ook tussen de verschillende races in.
Bovendien is zo een mes in de lengte een beetje rond geslepen. Elke shorttracker zoekt naar de "ronding" die hem het beste ligt. Gewoonlijk houdt hij het bij een ronding tussen de 9 en 12 meter. Dat moet je zo zien : als je het mes met de zijkant plat op de grond legt, en je zou dan de cirkel waarvan dat mes een stukje omtrek is volledig maken, dan zou dat een cirkel zijn met een straal van 9 tot 12 meter. (Bij kunst- en hockeyschaatsen is die ronding een paar meter minder; de langebaanschaatsers rijden met een ronding van ongeveer 21 meter). Met een kleine ronding is de schaats mobiler, maar met een grote ronding glijdt ze beter.
Dan is er nog de "kromming" van het mes. Ook hier moet een schorttracker ondervinden wat voor hem het beste is. Het schaatsijzer wordt inderdaad heel lichtjes (bijna niet zichtbaar) in een bocht naar links gekromd, zodat het bij het bochtenwerk op de baan met zijn volle lengte in het ijs "snijdt", en zo de kans op uitschuiven verkleint.
Zowel de ronding als de kromming zijn subtiel preciziewerk: de shorttrackers beschikken daarvoor naast de nodige slijp- en kromtoestellen over meetapparatuur met een nauwkeurigheid tot op 0,001 mm.
Het schaatsijzer is onder de schoen op twee punten bevestigd en in de breedte verschuifbaar. Inderdaad het wordt, ook hier weer verschillend van shorttracker tot shorttracker, "gedecentreerd", d.w.z. naar de linkerkant van de schoen toe geschoven: in de bochten (naar links natuurlijk) ligt een shorttracker heel schuin, en met een naar links gedecentreerd schaatsijzer vermijdt hij dat zijn schoen het ijs raakt (wat hem onvermijdelijk zou doen uitschuiven). Om dezelfde reden ook staat de schoen doorgaans hoger boven het schaatsijzer dan bij de langebaanschaatsen.
|
|
|